“Ik Tommy Salki, geboren 2 maart 1936 als zoon van een beroepsmilitair. Mijn leven wordt al heel vroeg geregeerd door oorlogen. Japan bezet Indië, mijn vader komt in een kamp. Wij kinderen, mijn zusjes 3 en 4 jaar oud. Ik ben 5 jaar. Wij begrijpen er niets van, mijn moeder is weg, later hebben we vernomen dat mijn moeder door de Jappen is vermoord. Na de bevrijding werden we door mijn vader opgehaald, maar het duurde niet lang of er was weer oorlog. Mijn vader moest weer in de oorlog, en mijn moeder was er niet.”
Zo begint het leven van de vader van kunstenaar Wim Salki. In 1950 komt Tommy met stoomschip Ranchi naar Nederland. Hij is dan 14 jaar. Waarom Nederland? Omdat zijn Javaans-Molukse vader soldaat was in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Met dat leger vocht hij tegen naar onafhankelijkheid hunkerende Indonesiërs. Toen Indonesië onafhankelijk werd, moest de familie Salki vrezen voor hun leven en werden ze hals over kop naar Nederland gebracht. De familie Salki komt in Zuid-Limburg terecht. De vader van Tommy overlijdt in 1954. Tommy schrijft: “Daar zat ik als jongen van 18 jaar. Een stiefmoeder waar ik niet mee kon opschieten, mijn eigen zusjes en nog twee stiefbroertjes en een stiefzusje. Zes weken na de dood van mijn vader leerde ik mijn vrouw kennen. Toen ik 19 was zijn we gaan trouwen. We kregen twee dochters en een zoon.”
Die zoon is Wim Salki. Zijn familiegeschiedenis loopt als een rode draad door zijn beeldende werk. Salki zal een expositie inrichten in Museum Perron Oost ter ere van zijn vader. Een installatie bestaande uit foto’s en licht. Sferen en schimmen zijn de kernbegrippen van de installatie. Het verhaal dat Wim Salki wil vertellen, is dat hij zijn vader eigenlijk nooit heeft gekend. Zijn vaders leven was in 1942, toen hij in een Japans interneringskamp terecht kwam, voorbij. Vanaf dat moment bestond hij slechts als mens tussen schimmen.